Een deelauto kan tot zeven bestaande auto’s vervangen, en jongere generaties hechten minder waarde aan het hebben van een eigen auto maar juist meer aan de mogelijkheid om flexibel gebruik te kunnen maken van verschillende vormen van mobiliteit.
Het aantal deelvoertuigen neemt zichtbaar toe. Dan hebben we het niet alleen over deelauto’s, maar ook over elektrische scooters en fietsen. Hoewel er recent ook kritische onderzoeken zijn verschenen waaruit blijkt dat het niet zo’n vaart zou lopen, worden gemeenten veelvuldig benaderd door aanbieders die toestemming vragen om deelvoertuigen te plaatsen. Het zijn allang niet meer alleen de grote gemeenten die deze vraag krijgen en het beperkt zich ook niet meer tot één enkele aanbieder. Het aantal aanbieders, het aantal verzoeken en het aantal deelvoertuigen in de openbare ruimte neemt sterk toe.
We zien veel gemeenten positief reageren op het moment dat zij benaderd worden door een aanbieder. We juichen deze stap enorm toe en hopen dat deze eerste stap de opmaat is naar meer. Wij geloven sterk in deelmobiliteit en in de bijdrage die het levert aan een duurzame en leefbare samenleving. We zien de potentie van deelvoertuigen, maar om deze potentie echt maximaal te benutten en deelmobiliteit een succes te laten worden, zijn er ook een aantal uitdagingen te overwinnen.
De markt voor deelmobiliteit zal de komende jaren verder groeien, er komen meer aanbieders en zij proberen posities te verwerven voor de langere termijn. Hoe ga je om met de verschillende aanbieders? Hoe zorg je er voor dat er uiteindelijk niet méér ‘blik’ op straat belandt dat leidt tot overlast in de openbare ruimte? Hoe voorkom je dat je nu keuzes en (contractuele) afspraken maakt die straks beperkend werken? Hoe zorg je ervoor dat er een dekkend en een goed op elkaar aangesloten netwerk van deelvoertuigen wordt gerealiseerd, in zowel de drukkere stedelijke gebieden als in de slechter ontsloten regio’s?
De realisatie van deelvoertuigen in de gemeente en het maximaal benutten van de potentie vraagt om een visie, strategische keuzes, en een doordachte aanpak. Beleid kan hierbij helpen, maar het opstellen van beleid voor deelmobiliteit is relatief nieuw voor gemeenten. Ook is het belangrijk dat het beleid geen doel op zich is, maar aansluit bij de praktische uitdagingen en leidt tot ‘zichtbaar resultaat op straat’. Wij zien daarbij grote parallellen met de opkomst van publieke laadpalen voor het opladen van elektrische auto’s. Ook hier kregen gemeenten te maken met aanbieders die om toestemming vroegen voor het plaatsen van laadpalen en ook de komst van elektrisch vervoer draagt bij aan de verduurzaming en leefbaarheid. Inmiddels weten we hoe complex de aanpak van laadinfrastructuur is, maar weten we wel hoe we dit in goede banen moeten leiden. Veel gemeenten hebben hier inmiddels beleid voor.
Waar dit voorheen voor laadinfrastructuur gold, zien we nu in veel gemeenten praktische vragen opkomen rondom deelvoertuigen, bijvoorbeeld door aanbieders die hen benaderen, bij de verduurzaming van het eigen wagenpark en bij nieuwbouwwijken die gerealiseerd worden. Veel gemeenten zien ook de kansen voor verduurzaming, verbeterde bereikbaarheid of juist het tegengaan van mobiliteitsarmoede. Hoe zorg je er dan voor dat de deelvoertuigen bijdragen aan de gemeentelijke ambities, wensen, en ontwikkelingen? Hoe kom je van losse deelvoertuigen naar samenhangende deelmobiliteit? Wij combineren onze brede kennis en ervaring op het gebied van laadinfrastructuur en deelmobiliteit om gemeenten te ondersteunen bij het ontwikkelen van een visie of strategische aanpak op het gebied van deelmobiliteit.
Interesse of meer weten over onze aanpak: Jeroen van Gestel (j.vangestel@HetEnergieBureau.nl) of Tanja Manders (t.manders@HetEnergieBureau.nl).
© Copyright 2023